Graag delen we de volgende belangrijke informatie in verband met de berekening en interpretatie van de 80%-regel:
- bij verlaagde bezoldiging als gevolg van de gezondheidscrisis
- op het vlak van de verrekening van het verleden en opgebouwde kapitalen
De 80%-regel en de gezondheidscrisis
De fiscale aftrekbaarheid van premies betaald in het kader van een collectieve of individuele pensioentoezegging wordt in belangrijke mate bepaald door de toepassing van de 80%-regel. Volgens deze regel mogen het wettelijk pensioen en het aanvullend pensioen samen niet meer bedragen dan 80% van de laatste normale jaarlijkse bezoldiging van de bedrijfsleider. De bedrijfsleider moet ook minstens één keer per maand een regelmatige vergoeding ontvangen.
Als gevolg van de gezondheidscrisis is het mogelijk dat een bedrijfsleider een verlaagde bezoldiging ontvangt als gevolg van de daling van de omzet van zijn bedrijf. Of dat hij een overbruggingsrecht genoot door zijn regelmatige bezoldiging enkele maanden op te schorten. Bij gebrek aan een regelmatige en maandelijkse bezoldiging riskeert hij echter een belasting als voordeel van alle aard op de premies die zijn bedrijf betaalt. En het bedrijf loopt het risico niet langer de aftrek van de betaalde premies te genieten.
Een belastingcirculaire van 11 december heeft hierop een antwoord gegeven.
Ze specificeert dat:
- enerzijds bedrijfsleiders voor de toepassing van de bepalingen inzake beroepskosten worden gelijkgesteld met werknemers en hun bezoldigingen en de ermee verband houdende sociale lasten als beroepskosten worden aangemerkt,
- anderzijds de stortingen van sociale verzekering of voorzorg slechts aftrekbaar zijn in zover zij betrekking hebben op bezoldigingen die regelmatig en ten minste om de maand worden betaald of toegekend voor het einde van het belastbare tijdperk waarin de ertoe aanleiding gevende bezoldigde werkzaamheden zijn verricht en mits zij door de vennootschap op de resultaten van dat tijdperk worden aangerekend.
Deze circulaire aanvaardt daarom voor bedrijfsleiders dat:
- de maanden van 2020 waarin een overbruggingsvergoeding werd betaald aan de bedrijfsleider van de vennootschap worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van zijn bezoldiging over het jaar 2020, maar de maanden waarin hem feitelijk een bezoldiging werd toegekend . Voorbeeld: in 2020 ontving de bedrijfsleider een bezoldiging voor 9 maanden en gedurende 3 maanden geniet hij van een overbruggingsvergoeding. Alleen de 9 maanden bezoldiging (maar die volgens de 80% -regel als normaal en regelmatige worden beschouwd) kunnen in aanmerking worden genomen,
- dit bovendien kan resulteren in een afwijzing van een deel van de reeds betaalde premie: de circulaire specificeert dat het “teveel betaalde” wordt beschouwd als een uitgave die naar het volgende jaar moet worden overgedragen en daarom zal worden afgetrokken van de maximaal aftrekbare premie in 2021.
Berekening van de 80% -regel – Groepsverzekering en individuele pensioentoezegging (IPT) van de tweede pijler – Fiscale afwijzing van de aftrek van premies indien deze worden berekend zonder rekening te houden met al het reeds gevormde kapitaal.
De Belastingdienst heeft tijdens verschillende belastingcontroles op de markt een standpunt ingenomen over de berekeningswijze van de 80%-regel: de Belastingdienst vindt dat de 80%-regel altijd berekend moet worden rekening houdend met al het reeds opgebouwde aanvullend pensioenkapitaal.
Tot nu toe was de berekeningswijze als volgt: het reeds opgebouwde aanvullend pensioenkapitaal wordt alleen in aanmerking genomen bij de berekening van de 80%-regel als het bedrijf besluit om de voorbije loopbaan “in te halen”. Als de onderneming deze voorbije loopbaan niet wil “inhalen”, dan dient het reeds opgebouwde aanvullend pensioenkapitaal niet in aanmerking te worden genomen.
Opgemerkt dient te worden dat ondernemingen in de praktijk doorgaans de loopbaan in het verleden willen inhalen en daarom het kapitaal van de reeds opgebouwde pensioenen meedelen. De gevallen waarin het reeds opgebouwde pensioenkapitaal niet wordt opgenomen en dus niet in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de 80%-regel, vormen dus de uitzondering.
Als je alleen rekening wil houden met de in de toekomst te presteren jaren (en de voorbije loopbaan dus niet wil inhalen), dan staat het je uiteraard vrij om het in het verleden opgebouwde aanvullend pensioenkapitaal buiten beschouwing te laten. De nieuwe positie van de Belastingdienst op dit gebied kan echter niet worden genegeerd.