Je winkelwagen is momenteel leeg!
Graag delen we de volgende belangrijke informatie in verband met de berekening en interpretatie van de 80%-regel:
De fiscale aftrekbaarheid van premies betaald in het kader van een collectieve of individuele pensioentoezegging wordt in belangrijke mate bepaald door de toepassing van de 80%-regel. Volgens deze regel mogen het wettelijk pensioen en het aanvullend pensioen samen niet meer bedragen dan 80% van de laatste normale jaarlijkse bezoldiging van de bedrijfsleider. De bedrijfsleider moet ook minstens één keer per maand een regelmatige vergoeding ontvangen.
Als gevolg van de gezondheidscrisis is het mogelijk dat een bedrijfsleider een verlaagde bezoldiging ontvangt als gevolg van de daling van de omzet van zijn bedrijf. Of dat hij een overbruggingsrecht genoot door zijn regelmatige bezoldiging enkele maanden op te schorten. Bij gebrek aan een regelmatige en maandelijkse bezoldiging riskeert hij echter een belasting als voordeel van alle aard op de premies die zijn bedrijf betaalt. En het bedrijf loopt het risico niet langer de aftrek van de betaalde premies te genieten.
Een belastingcirculaire van 11 december heeft hierop een antwoord gegeven.
Ze specificeert dat:
Deze circulaire aanvaardt daarom voor bedrijfsleiders dat:
Berekening van de 80% -regel – Groepsverzekering en individuele pensioentoezegging (IPT) van de tweede pijler – Fiscale afwijzing van de aftrek van premies indien deze worden berekend zonder rekening te houden met al het reeds gevormde kapitaal.
De Belastingdienst heeft tijdens verschillende belastingcontroles op de markt een standpunt ingenomen over de berekeningswijze van de 80%-regel: de Belastingdienst vindt dat de 80%-regel altijd berekend moet worden rekening houdend met al het reeds opgebouwde aanvullend pensioenkapitaal.
Tot nu toe was de berekeningswijze als volgt: het reeds opgebouwde aanvullend pensioenkapitaal wordt alleen in aanmerking genomen bij de berekening van de 80%-regel als het bedrijf besluit om de voorbije loopbaan “in te halen”. Als de onderneming deze voorbije loopbaan niet wil “inhalen”, dan dient het reeds opgebouwde aanvullend pensioenkapitaal niet in aanmerking te worden genomen.
Opgemerkt dient te worden dat ondernemingen in de praktijk doorgaans de loopbaan in het verleden willen inhalen en daarom het kapitaal van de reeds opgebouwde pensioenen meedelen. De gevallen waarin het reeds opgebouwde pensioenkapitaal niet wordt opgenomen en dus niet in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de 80%-regel, vormen dus de uitzondering.
Als je alleen rekening wil houden met de in de toekomst te presteren jaren (en de voorbije loopbaan dus niet wil inhalen), dan staat het je uiteraard vrij om het in het verleden opgebouwde aanvullend pensioenkapitaal buiten beschouwing te laten. De nieuwe positie van de Belastingdienst op dit gebied kan echter niet worden genegeerd.
Deze website gebruikt cookies zodat je een betere web ervaring krijgt. Door verder te gaan op deze site, ben je akkoord met ons gebruik van cookies.